Als startend leerkracht in het voortgezet onderwijs cluster 4 liep ik tegen leerlinggedrag aan dat ik niet snapte, niet goed kon keuren en me irriteerde. Ik wist dat ik met mezelf aan de slag moest, maar de boeken die ik las en de trainingen die ik volgde gingen enkel uit van het ‘gedrag’ van de leerling en hoe ik dat in grote lijnen kon beïnvloeden. Maar dat hielp me geen steek verder om het te begrijpen, te snappen en voelen… En inmiddels werd ik radeloos van Gert…

Als Gert ‘s ochtends de klas binnenkomt staat zijn gezicht eigenlijk altijd op onweer. Hij kijkt naar beneden, de schouders opgetrokken. Buiten mag hij nog even een sigaretje roken. Even ‘wennen’ aan het feit dat hij op school is. Maar daarvoor moet hij door het lokaal heen. Gert loopt niet normaal door de klas net zoals de anderen… Nee, hij heeft een ‘ritueel’ daarvoor. Alle stoelen en tafels die hij tegenkomt krijgen het verduren. Alles krijgt een schop met de zijkant van zijn voet alsof hij wil aangeven dat ze uit zijn weg moeten. Gék word ik van de herrie, de onrust en de schrik die het bij andere leerlingen veroorzaakt. Kan hij nou nooit eens rustig binnenkomen? En dit is slechts één van de vele voorbeelden die ik kan noemen….

Alternatieve wegen van leren
Ik besluit om alternatieve wegen te bedenken om te leren over hem en over mezelf en als ik in het weekend een workshop volg over emoties en lichaamstaal besluit ik mijn hart te volge. De zondag erna ga ik met mijn vraag over Gert aan de slag. Ik heb in de tussenliggende week alle gebaren, gezichtsuitdrukkingen en contexten van gedragingen goed bestudeert en nu vertel ik ze tegen degene die me vandaag helpt bij mijn proces. Als ware volleerd acteur pakt ze direct het gedrag over en nodigt me uit de interactie aan te gaan. Net zoals in de klas mislukt het erbarmelijk en ook in mijn werkruimte gaan de nodige voorwerpen ondersteboven.

Dan ga ik aan de slag met oefeningen die me uitdagen het te accepteren. Te omarmen. Er mee te gaan spelen. Ik nodig mezelf uit om dit gedrag ook te gaan vertonen, om er de lol van in te zien. Om te gaan vergroten, verkleinen, versnellen en juist langzaam te bewegen om te voelen wat dit veroorzaakt in je lijf. En nadat ik voor de honderdste keer de tweede stoelpoot ook een schop verkoop begin ik de lol en de frustratie te snappen. Ik WIL helemaal geen stoelen, ze staan me behoorlijk in de weg. Maar iets in me zegt dat als ik eenmaal iets een schop verkoop, ik altijd een éven aantal moet schoppen.

De brug naar de werkelijkheid
Ik zie mijn klas voor me en besef hoe Gert daar rondloopt. Gefrustreerd zoekt hij een manier om de ‘spanning kwijt te raken’ die hij heeft opgedaan op weg naar het lokaal, schopt tegen een stoel en meteen ervaart hij nog meer frustratie omdat er nu nóg een keer geschopt moet worden. Dit is een onoplosbare visuele cirkel! Het liefst ziet hij waarschijnlijk een leeg middenpad maar omdat die er niet is raakt hij ‘overloaded’. En dan volgt de eerste schop tegen een tafel die in zijn weg staat. Maar 1 poot is onvoldoende. Dat worden dus twee tafelpoten. Helaas staat er een stoel dichterbij en dus moeten die twee poten er ook aan voldoen. De spanning loopt op en op… Alle stoel en tafelpoten die in zijn weg staan krijgen van Gert ervan langs. En als er op de laatste tafel iets ligt, of er een bloempot op de vensterbank in de weg staat zal deze ook op de grond geveegd worden. Met een knal valt de deur achter hem dicht. Eindelijk rust…

We oefenen de hele dag. Ik krijg er lol in, zoek nog betere mogelijkheden om mijn frustratie ‘af te reageren’. Lachend en soms met de tranen in mijn ogen van frustratie begin ik hem steeds beter te begrijpen. Ik kruip in zijn huid en voel wat hij ervaart in mijn klas. Ik wil ‘als Gert’ niet luisteren naar de aanwijzingen van de ander, daar heb ik geen geduld voor. Gert zijnde kijk ‘ik’ rond en zie wat voorhanden is. Mijn eigen kracht (her)ken ik niet. Ik wil rust!!

Om 4 uur plof ik in een stoel. Rust wil Gert dus, verder niets. En ik maar proberen om met hem te praten en zodoende te proberen om tot een oplossing te komen. Geen woorden hadden hem kunnen bereiken. Woorden waren vaak hetgeen hem juist vaak ‘overprikkeld maakte’. Dan wilde hij weg, zijn eigen ding doen, zijn rust weer vinden. Als ik hem vroeg iets te doen deed hij vaak het tegenovergestelde.
Nu begon ik te begrijpen dat hij mijn woorden hoorde, snapte wat de bedoeling was maar dat hij zo gefrustreerd raakte dat hij weg wilde van mij, van mijn vraag en dús tegenovergesteld gedrag liet zien. Het was niet om mij te treiteren, we vonden elkaar gewoon niet! Het laatste half uur van de dag besteden we daarom aan mogelijkheden om contact te maken.

En dan aan de slag
Die maandag komt hij weer binnen. Ik zie zijn gezicht ‘op onweer’ en loop voor hem uit. Ik pak snel alle stoelen die in zijn weg staan en schuif ze wat dichter naar hem toe, als om hem te helpen om beide poten te trappen. Hij kijkt verbaasd, schopt harder dan normaal en loopt naar buiten. De deur gaat met een knal dicht en ik zie hem zijn peuk rollen. Zijn ademhaling gaat snel en zit hoog. Ik loop naar hem toe en geef een briefje. Hij pakt het aan, stopt het in zijn zak en steekt zijn peuk aan. Daarna pakt hij het briefje en leest ‘Samen komen wij de dag door’. Zijn gezicht verraad niets, hij rolt het briefje op en schiet het met zijn vingers weg.

Eenmaal op zijn plaats geef ik hem een koptelefoon en een briefje. ‘Rust’ is deze keer de boodschap. Ik draai me om, start de les op en zie even later dat hij, tien minuten sneller dan normaal, aan de slag is gegaan. Vele briefjes volgen die week. Zoals ‘Alleen’ bij de tafel die ik in de bijruimte heb gezet. Het briefje ‘Ruimte’ op de deur de dag dat ik de tafels meer naar de muur heb gezet zodat hij een breder middenpad heeft om naar buiten te lopen.

Een briefje in de klas
En op donderdag krijg ik ineens een briefje terug. ‘Fijn’ staat erop en hij loopt de klas uit. Even twijfel ik of ik achter hem aan moet. Herinner me de clownerie lessen en bedenk dat hij dan wel ‘Volg’ geschreven zou hebben. Ik zie hem over de gang sloffen. Hoofd omlaag waarvan ik inmiddels weet dat het is om niet teveel prikkels te ontvangen. Wat een beer van een vent is het eigenlijk. En wat een klein jongetje vanbinnen in die wereld die zo overweldigend voor hem is.

Een minuut of twee later zie ik zijn gezicht weer voorbij de raampjes komen. De deur gaat open en hij staat voor me. Hij zet een kop dampende koffie voor mijn neus. ‘Met melk erin’; zegt hij. Dan zie ik een klein balletje papier voor me op mijn bureau liggen. Ik vouw het open en zie in mijn eigen handschrift de tekst ‘Samen komen wij de dag door’ staan.

Ik ben ontroert, geraakt. Hij heeft het die eerste dag direct begrepen. Heeft dat papiertje opgeraapt en bewaard. Met een brok in mijn keel draai ik me even weg van de groep. Ik besef direct dat dit is wat hij ook doet als het teveel wordt. Ik begrijp hem steeds beter en besef in een flits dat ik me al een week bijna niet meer aan hem geïrriteerd heb. En hij zich dus wellicht ook een stuk minder aan mij…