“Xandra, loop jij straks met Rudie mee naar school? Hij heeft een excuusgesprek en daar moet iemand van ons bij zijn. Het is al drie keer misgegaan… “

Ik keek mijn collega aan. “Misgegaan? Hoe bedoel je dat?” vroeg ik. Rudie kende ik nog niet. Ik werkte als invaller op de leefgroepen en zijn verhaal was me nog niet ter ore gekomen. Mijn collega lichtte me in. Iets met een scheldpartij, een vervloeking naar de docent en een stoel door het raam. De afspraak met school was een excuusgesprek met de directrice voordat hij weer terug de klas in mocht.

Ik klopte op Rudies deur en zei dat hij zich gereed diende te maken. Dit was mijn eerste kennismaking met ‘school’. Ik was benieuwd hoe het er was en wie er werkten. Maar Rudie leek niet welwillend me er iets over te vertellen op weg ernaar toe. Hij liep zwijgend naast me, in zijn afgetrapte spijkerbroek, verwassen metal-shirt en piekharen die deels over zijn ogen hingen. Af en toe trapte hij een steentje weg. Hij zuchte.

“Hoe is die zucht bedoeld?” vroeg ik hem. Hij keek me enigszins verward en verbaasd aan, alsof hij de vraag niet kon plaatsen. “denk je dat het goed gaat komen tijdens het gesprek dadelijk?” probeerde ik mijn eerdere vraag te verhelderen.

Hij trok z’n linker mondhoek op, schouderhaalde en zei ‘nee’. Meer niet. Een stilte volgde. Ik kreeg het wat benauwd. Was het niet mijn taak te zorgen dat het gesprek goed ging, zodat hij weer kon starten op school? Wás dat mijn taak of voelde dat zo? Ik wist het niet, het verwarde me. Ik voelde dat ik ‘het goede wilde doen’. Maar wat was hier goed? In het belang van de kliniek was het dat hij naar school ging. In het belang van Rudie dacht ik dat ook. Maar was dat wel zo?

Rudie haalde adem en vervolgde; ik ga dat mens mijn excuses echt niet aanbieden. Ik keek hem aan en zei “oh? Echt niet? Waarom dan niet?” Ik kende haar niet, wist dat hij met ‘dat mens’ de directrice bedoelde maar kon me niet voorstellen hoe hij over haar dacht en dus vroeg ik ernaar. Hij vertelde. Bijna twee minuten deed hij zijn verhaal. Over hoe zij bij hem overkwam, wat ze met zijn vrienden had gedaan of tegen hen had gezegd. Over zijn woede en minachting.

Toen hij uitgesproken was keek ik hem aan. ik begrijp het, zei ik. Je gaat dit nooit zeggen voor háár. Je zit waarschijnlijk nog liever de rest van je verblijftijd in de inrichting op je kamer. Maar wat wil jij echt? Wat vind je van je meester, je klas, je vrienden, je stage? Hij keek me aan en een glimlach verscheen op zijn gezicht. Mijn meester is de tofste meester van de hele school. Hij haalde enkele voorbeelden aan, van stapels Donald Ducks tot humoristische opmerkingen en goedbedoelde porretjes om hem vooruit te helpen. ik hoorde de genegenheid in zijn verhalen en zei ‘wat ik nou niet snap is dat je die meester op wilt geven omdat je het teveel moeite vind om sorry te zeggen bij de directrice. Hij keek me aan. Was stil. Zijn wenkbrauwen fronsten. En toen zei hij “Bedoel je dat ik ‘sorry kan zeggen’ tegen haar terwijl ik het eigenlijk tegen mijn meester wil zeggen? Ik heb hem uitgescholden, lelijke dingen gezegd die ik echt niet meende en zijn ruit kapot gemaakt…” Hij keek beschaamd naar beneden. (Of was dit enkel de invulling die ik eraan gaf?) ik legde kort mijn hand op zijn schouder. “Ja”, zei ik. “Dat kan. Al doe je het alleen maar omdat je jezelf daarmee de ruimte geeft om het later alsnog ook tegen hem te zeggen, als dat is wat je echt wilt.”

Het gesprek met de directrice verliep uiterst constructief. Ze gaf een verhandeling van tien minuten over waarom het verkeerd was wat hij had gedaan en vervolgde met de uitleg ‘hoe we hier met elkaar omgingen op school’. Daarna keek ze hem aan en zei ‘wat heb jij daarop te zeggen?’ Ik hield mijn adem in. Dít was zijn moment, dit was een keuze die het verschil zou gaan maken. Hij keek haar strak aan en zei ‘het spijt me dat ik meester Paul dit heb aangedaan, ik had mezelf niet in de hand maar daar ga ik aan werken want ik wil dat hij trots op me kan zijn’.

Een brok schoot in mijn keel. Jee, wat was ik trots op hem. En op mezelf, zo besefte ik op hetzelfde moment. want ik was in mijn rol als begeleider dus ook vruchtbaar geweest. Maar bovenal besefte ik me wat hij geleerd had. Hoe hij in communicatie weer een stap verder was gekomen. Want dat hij spijt had van zijn actie die tot zijn schorsing leidde had ik op weg naar school allang begrepen. “Kom, dan brengen we je samen naar de klas, dan kun je vanmiddag alweer gelijk meedoen” hoorde ik de directrice zeggen en ik schrok op uit mijn gedachten. Rudie liep naast me over de gang. Ik knipoogde naar hem en hij lachte terug ‘goed van mij hè?’ Ik kon niet anders dan het volledig met hem eens zijn terwijl we door de gangen liepen. ondertussen wees hij welke klassen er allemaal waren. “Kijk, dat raam, dat had ik gedaan”. zei hij en ik keek naar een ruit die met een houten plaat was afgetimmerd. In de deuropening stond meester Paul te wachten. Een meester met een vrolijke glimlach, die zijn leerling reeds 1,5 week geschorste leerling binnenhaalde met het gemak waarop hij een leerling binnen zou laten die zojuist van de wc afkwam. Zonder extra aandacht hoorde hij er helemaal bij en was weer welkom. Ik zag de genegenheid in zijn ogen, zag hoe hij Rudie allang weer vergeven had voor zijn gedrag en bedacht me dat Rudie wel eens gelijk kon hebben, dit voelde wel als ‘de tofste meester van de school.’

Ik voelde een klein duwtje tegen mijn bovenarm. ‘Kom, dan gaan we terug’ zei de directrice naast me en gelijk draaide ze zich om. Ik volgde haar terug door de gangen. ‘Nou, ik dacht dat het weer niks ging worden, dat hij weer terug zou mogen lopen met je. Vorige keren bleef hij maar zitten mokken dat ie niet met mij wilde praten maar dat ie Paul wilde spreken. Ik heb geduldig uitgelegd dat dit de procedure is. Dat zijn meester voor de klas staat en ik deze gesprekken voer. Ik ben blij dat mijn heldere uitleg uiteindelijk toch heeft gewerkt. Bij sommige leerlingen komt het gelijk de eerste keer aan en anderen hebben het blijkbaar meerdere keren nodig om te horen voordat ze het snappen. Nou ja, het maakt ook niet uit. Zolang ze het maar leren. Toch?”

Ik glimlachte en zei niets. Ik bedacht me enkel dat de complexiteit van een situatie met meerdere betrokkenen nooit vanuit een enkel perspectief in z’n geheel overzien kan worden. Maar hoe mooi het is om soms een glimp op te vangen van dat perspectief van de ander…. als je ervoor openstaat.