Mijn klas en ik hadden elkaar gevonden. We waren inmiddels een paar maanden in het schooljaar en de nieuwe leerling die we een maand geleden in de klas hadden gekregen, wat wel vaker gebeurd in het VSO, leek zich goed te voegen.

Johan was een grote jongen van 14 met een stralende glimlach die zich gemakkelijk liet afleiden door zijn klasgenoten. Zijn eerste week was voor iedereen zwaar geweest en ik had de groepsleiding toen elke dag gebeld om hen op de hoogte te stellen van zijn lesdag. Ondanks het feit dat hij zich echt probeerde in te houden, ging het ook nu nog vaak verkeerd. Het doel in de klas was in dit vroege stadium nog niet om zich in de hand te gaan houden maar ‘te gaan herkennen’ wat de momenten waren dat hij de grip op zichzelf kwijtraakte. Elke keer keek hij me aan zodra hij het besefte en ik knikte bevestigend. ‘Je hebt het goed gemerkt’ om hem vervolgens zo snel ik kon te komen helpen weer rustig te worden.

Op deze bewuste dag zat hij echter al enige tijd rustig te werken. Diep voorover gebogen over zijn schrift, net als de rest van zijn klasgenoten. Ik besefte dat de rust in de klas waarschijnlijk had bijgedragen aan zijn gedrag maar ik besefte ook dat hij, nu enkele weken bezig met de voor hem zo onwijs intensieve doelen, een opsteker nodig had.

Het was inmiddels 3 minuten voor de pauze en het was zo rustig dat ik wist dat als ik niets zou zeggen de leerlingen het waarschijnlijk niet eens door zouden hebben dat de pauze begonnen was. De intense rust voelde voor mij bijna onprettig. Ik wilde iets doen, me nuttig maken. Ik bedacht wat ik kon doen. Hoe kon ik de verbinding aangaan? Misschien even een complimenten post-it schrijven? Ik haalde me Johan voor de geest en besloot anders, dit werd een indirect compliment!

En dus pakte ik de telefoon, toetste het nummer van de groep in en hield het toestel aan mijn oor. Een klasgenote van Johan keek op en een verbaasde blik ging over haar gezicht. Wat was zo belangrijk dat ik nu moest bellen en niet kon wachten tot de pauze leken haar ogen te vragen. Ik denk dat hij 3x was overgegaan toen de groepsleiding opnam. Ik noemde mijn naam nadat ik mijn collega begroet had en direct keken alle leerlingen mij aan. Er hing direct een gespannen stilte in de klas.

Ik schraapte mijn keel en ging verder “Ik bel over Johan” zei ik, terwijl ik mijn blik op Johan richtte. Hij veerde op, alsof hij zich wilde verdedigen. De rest van de klas keek enkel verbaasd. Hij was toch rustig nu? “Normaal bel ik alleen tijdens de les als het niet goed gaat.” Zei ik “Maar ik wilde nu even bellen om te laten weten dat hij het heel goed doet”. Ik zag Johan ontspannen achterover zakken.

Ik vervolgde “Ik ben erg trots op hem deze ochtend en het lijkt me fijn voor hem als hij straks van jullie ook nog een mooi compliment krijgt”. Johan kreeg een glimlach om zijn mond en twee meisjes gebaarden waarderend naar elkaar.

Ik sloot het gesprek af en wendde me tot Johan. ‘Je hebt het verdiend kanjer. Je bent heel erg hard aan het werk. Nu kan ik op een rustige ochtend een welverdiend compliment geven en ik weet zeker dat ik binnen een paar maanden kan bellen dat de rest van de klas op z’n kop staat en jij je eigen pad hebt gekozen.’ Zijn blik naar mij was zacht, ongelovig en hoopvol.

We zijn daarna pauze gaan houden, gewoon omdat het tijd was. Maar in die drie minuten was Johan veranderd. De erkenning die hij ervoer in het telefoongesprek maakte dat hij de kracht kreeg om te gaan geloven in zijn eigen verandering.

Nadien heb ik het nog tientallen malen toegepast die telefoontjes naar leiding of ouders, of het te vertellen tegen een collega, met verbazingwekkend positieve resultaten. Heerlijk vind ik die gezichten als ze horen wat je over hen tegen een ander zegt. Juist die indirectheid schijnt het compliment ‘echter’ te maken.  Ik ben nog altijd dankbaar voor het feit dat ik mijn impuls volgde en onderschat sindsdien niet meer de kracht van een gemeend compliment, in welke vorm dan ook!