Improvisatie wordt de laatste jaren steeds populairder. Als hobby maar ook op tv. En de laatste jaren komt daar via de toegepaste improvisatievariant in het bedrijfsleven ook een herwaardering voor het spelen bij. Daar word ik erg blij van. Fantastisch al die aandacht die het krijgt!

De redenen om meer te improviseren en te spelen zijn divers. Sommige zoeken meer psychologische lenigheid, anderen willen zichzelf meer accepteren, zoeken een oplossing voor hun perfectionisme of zoeken naar manieren om meer agile te werken. Iedere reden is legitiem wat mij betreft. We kunnen nooit genoeg spelen.

Wat ik echter wel terugzie is een overeenkomstige lijn hierin; namelijk dat mensen iets zoeken of willen trainen dat in eerste instantie buiten henzelf ligt. Ze willen iets bereiken of voelen dat ze intern nog niet zo ervaren. Een duaal wereldbeeld is dat. En ik hoop dan altijd maar dat ze gaan merken dat daar waar ze naar op zoek waren altijd al in henzelf aanwezig was. Wij zijn als mensen gemaakt om te improviseren, we hebben allemaal intern toegang tot een bron van creativiteit (alhoewel je die wel met angstige gedachten dicht kunt knijpen). We hebben allemaal geestelijke flexibiliteit en innerlijk welzijn. In onze diepste kern is ontspanning, waardering en liefde aanwezig. Spelen helpt je dit in te zien.

Het doel van spelen is voor mij dan ook niet om een leuke tijd te beleven. Te leren over gedrag. Beter samen te werken. Flexibeler te leren omgaan met de werkelijkheid. Of leren om creatief te denken. Het heeft voor mij vooral te maken met wie we zijn wanneer we ons wat minder gaan richten op de continue stroom van gedachten en gevoelens die we ervaren.

De hele dag door vinden we vanalles van de wereld om ons heen. Iets is leuk (of niet). Iemand doet iets goed (of niet). We voelen ons fijn (of niet). En we zijn daar ongelofelijk druk mee. We vertellen onszelf en anderen er hele verhalen over. En onze gevoelens doen daar druk in mee, want deze laten je ervaren wat er voor betekenis aan is gehangen. Ondertussen zoeken we naar balans, willen we minder van hetgeen niet fijn is en juist meer van dat waar we van genieten. We willen ons onderscheiden van anderen maar ook voelen dat we erbij horen en ons geliefd voelen. We willen leven vol verwondering, met een glimlach zo groot dat onze mondhoeken de oren ervan raken. En ondertussen zijn we vreselijk bang voor pijn, afgescheidenheid en de dood.

En we zien niet in dat al dat willen, nastreven, ontwijken en onderscheiden ons weghoudt van het ware leven. De perceptie van ons brein heeft niets te maken met wie we werkelijk zijn en hoe het leven door ons heen wil stromen. We zien door al die gedachten en gevoelens niet dat achter al die innerlijke onrust alles aanwezig is waar je zo naar verlangt. Door te spelen laat je los wie je dacht te moeten zijn en stap je in de wereld van het ontdekken, experimenteren en creëren. Het is dat wat de kern van non-duale speelsheid is.

En zo komen we terug bij het centrale thema van deze discussie: dualiteit versus non-dualiteit. De dualiteit van het nastreven van iets buiten onszelf, van het in de greep zijn van onze gedachten en gevoelens, houdt ons verwijderd van onze ware essentie. Het verhindert ons te ervaren dat wat we zoeken al in ons is. Wanneer we spelen, stappen we in het veld van non-dualiteit. We accepteren en verkennen de stroom van ervaringen zonder oordeel of verzet. We laten het leven door ons heen stromen, in plaats van te proberen het te controleren. We staan toe dat onze innerlijke rijkdom tot uiting komt in spontane, creatieve en vreugdevolle acties. En in dit proces ontdekken we dat we niet hoeven te streven naar geluk, welzijn of acceptatie – deze dingen zijn al inherent aan ons.

Laat me dit duidelijk maken met een voorbeeld. Stel je een volwassene voor die voor de eerste keer een Ecstatic Dance-avond bijwoont. In het begin voelt ze zich misschien onzeker, zelfbewust. Ze is gevangen in een stroom van gedachten – over hoe ze eruit ziet, over wat anderen van haar denken, over of ze het ‘goed’ doet. Dit is de wereld van dualiteit, waarin ze zichzelf en haar ervaring beoordeelt en analyseert. Maar naarmate de avond vordert, begint er iets te verschuiven. De muziek, de beweging, de collectieve energie van de dansers – het helpt allemaal om haar uit haar hoofd te halen en haar in haar lichaam te brengen. Ze begint te bewegen op een manier die natuurlijk en authentiek aanvoelt, zonder na te denken of te oordelen. Ze geeft zich over aan de muziek, aan de beweging, aan het moment. Ze speelt. In deze ruimte van spel en dans, ervaart ze een gevoel van vrijheid, vreugde en verbinding die ze zelden in haar dagelijks leven voelt. Ze hoeft niet te streven naar deze gevoelens – ze ontstaan gewoon, spontaan en moeiteloos. Dit is de wereld van non-dualiteit, de wereld van spel. En wanneer de dans eindigt, voelt ze zich verkwikt, levend, meer verbonden met zichzelf en met anderen. Ze realiseert zich dat ze niets hoefde te ‘bereiken’ of te ‘verbeteren’ om deze gevoelens te ervaren – ze hoefde alleen maar te spelen, te dansen, te zijn.

Dus laten we spelen. Laten we improviseren. Laten we de reis naar binnen maken, voorbij onze gedachten en gevoelens, naar de diepe bron van creativiteit, vreugde en liefde die altijd al in ons aanwezig was. Want zoals ik altijd zeg, we kunnen nooit genoeg spelen. En misschien, als we dat doen, zullen we ontdekken dat de wereld niet iets is dat buiten ons ligt om te bereiken of te veroveren, maar iets dat van binnenuit ontstaat in de vorm van spel.