Het is het weekend voor kerst. We hebben met vrienden afgesproken die avond en na een fijne maaltijd, de kinderen liggen op bed, vertelt Loes, een goede vriendin van me, over het kerstdiner van haar oudste zoon op school. “Hij keek zo uit naar het kerstdiner”, zo begint ze. “Bart had het er al de hele week over. Al drie dagen was hij bezig met de voorbereidingen. En nu was het dan eindelijk zover. Het was donderdagavond voor de vakantie. De dag dat alle kinderen op school mochten komen om daar samen te eten in hun mooiste kleren.

Om half 6 stond hij in de deuropening. Vol trots met zijn kunst-kerstkaarsjes, waarvan de juf had gevraagd of hij ze mee wilde nemen. Hij liep naar binnen, met zijn tas, en begint de spulletjes eruit te halen. Zijn bordje, het bestek. Terwijl hij bezig was om de kaarsjes op tafel te zetten komt zijn juf erbij staan. Bart kijkt op en zegt trots, terwijl hij een electrisch kaarsje omhooghoudt; “Kijk juf, ik heb de kaarsjes”. De juf kijkt hem aan. Even betrekt haar gezicht. Ze lijkt oprecht verbaasd. En dan zegt ze “O, maar Bart, die heb je niet nodig. We hebben al gewone kaarsen op tafel staan. Deze hoeven niet”. Alsof ze daarmee verwachtte dat hij ze terug in zijn tas zou stoppen en het wellicht nooit gebeurd was.

Mijn vriendin vertelde dat ze haar zoon ineen zag krimpen, en een verbaasde blik naar de juf zag werpen. Hij zei niets maar zocht even steun bij zijn moeder door haar aan te kijken. Loes vroeg aan de juf ‘ik heb begrepen dat ze een kunstlampje mee moesten nemen naar school. Met dat verhaal kwam Bart thuis uit school en omdat ik ze niet had ben ik ze speciaal met hem gaan kopen. De juf draait haar gezicht weg en kijkt Bart aan. Op enigszins denigrerende toon zei ze tegen Bart ‘ach nee maar Bart, dat heb ik niet zo gezegd. Dat heb je denk ik uit je eigen duim gezogen’. Daarbij het gebaar makend van haar duim die ze uit haar mond liet floepen. Mijn vriendin gaf nog aan ‘dat ze dit toch echt zo begrepen had en dat haar kind het echt niet zomaar bedacht zou hebben’. Maar het mocht niet baten, de kerstsfeer was weg. Er was dan wel een kind geboren in de stal. Er was hier ook een kind gewoonweg niet gezien in zijn eigen schoolklas.

Daar stond hij, zeven jaar oud en wensend het goede te doen in de ogen van de juf. En nu gaf zij, uitgerekend degene voor wie hij moeite deed, hem terug dat hij dingen verzon. De opmerking van zijn moeder dat hij ‘alle kaarsjes op zijn eigen tafeltje mocht zetten en ze allemaal aan mocht doen van haar’ was onvoldoende om het kerstgevoel volledig terug te brengen.

Loes baalde van zichzelf. Ze had tegen de juf willen zeggen dat Bart niet zomaar een kind was dat dingen verzint. Het kan zijn dat ze iets gezegd heeft waarbij hij dacht dat ze dit bedoelde. Maar het is geen kind dat dingen verzint. Bart is een jongetje dat al vroeg wijs was. Hij is creatief, schrijft zijn eigen verhalen en pakt boeken uit de kast op school zonder rugsticker, want dan mag hij ‘moeilijkere boeken’ dan hij volgens groep 4 regels zou mogen doen. Op school zijn, als je in groep 4 zit, de boeken tot half groep 5 toegestaan maar het liefst pakt hij boeken van eind groep 6, begin groep 7.

Bart is echter ook een jongetje dat erg angstig kan zijn, omdat zijn gedachten kunnen komen op plekken waar hij emotioneel nog niet aan toe is. Hele rampscenario’s kunnen er dan gebeuren. Hij is onzeker, zowel over zijn prestaties (hoewel zijn juf aangeeft ‘dat hij het goed doet’ als sociaal. Zo zal Bart niet graag met een gekke muts naar school komen omdat hij dan bang is dat hij mogelijk uitgelachen zal worden. Het meest bang is Bart voor het standje van de juf. Hij wil er alles aan doen om te voorkomen dat de juf boos op hem is. Dat is de reden dat hij ongelofelijk hard werkt op school, vaak meer dan wellicht goed voor hem is. Zijn ouders hebben het een maand geleden nog aangegeven tijdens het tien-minuten gesprek. De juf was tevreden. Bart ‘doet het goed en is nooit betrokken bij ruzies’, gaf zijn juf aan. Maar Loes en haar man kennen hun kind. Weten hoe hij zich voelt en hoe hij denkt. En zij snappen dat de angst voor het standje van de juf ook de reden was dat die kerstlampjes zo belangrijk waren. Want Bart dacht werkelijk dat het moest van de juf. Hij heeft wel drie keer aan zijn moeder gevraagd of het gehaald was en ook zijn schooltas tot drie keer toe gecontroleerd of ze er wel echt in zaten. Bang als hij was om het niet goed te doen. Bang voor een standje.

‘ach nee maar Bart, dat heb ik niet zo gezegd. Dat heb je denk ik uit je eigen duim gezogen’…. 

Dat zinnetje. Die paar woorden. Het moment dat je kind niet gezien wordt. Dan breekt je moederhart, gaf Loes met een zucht aan. Gelukkig is het nog maar een half jaar. Dan komt Bart bij iemand anders in de klas. Iemand die hem hopelijk wel ziet staan. Iemand die het goede doet, op het juiste moment. Bart had genoeg gehad aan een reactie als ‘wat leuk dat je extra lampjes hebt meegenomen. Die kunnen mooi bij de kaarsjes op tafel staan’.

Geen reactie van of/of maar van en/en. Omarmend waar het kind mee komt en datgene zo buigen dat het past in je les, je planning, je dag. Zo dat het past in júllie dag, jullie les, jullie planning. Die van het kind én de juf samen. Op school sta je als juf niet ‘om je ding te doen’, je staat niet voor maar in de klas. Je doet het samen met de kinderen. Alles bouwt op elkaar voort. Een kind werkelijk zien begint bij accepteren wat er is. Niet bij aangeven wat er zou moeten zijn. Door dat te doen, zo te staan, kun je achter het gebaar van de kerstkaarsjes het kind zien staan. Het kind met de mooie goede bedoelingen. Het kind dat jou nodig heeft om zichzelf te bekrachtigen. Zo’n juf of meester wil jij komend jaar toch ook zijn?

Nabespreking

Zoals met alle verhalen waarin verschillende personen voorkomen heeft een verhaal meerdere kanten. En ook als lezer heb je een perspectief. Wellicht vind je iets van de kwaliteiten van de juf in kwestie. Of vind je juist dat het zinnetje uit z’n verband is gerukt. Of wellicht vind je dat dit kind er maar mee om moet leren gaan. Maar wat je er ook van denkt, de juf in dit verhaal is in wezen een prima leraar. Ze werkt hard en leert de kinderen graag de vaardigheden die ze in de onderbouw te leren hebben. Het voorval zegt dan ook weinig over haar kwaliteiten en competenties als leraar. En het gaat hier eigenlijk ook niet om het ene zinnetje dat de docent zegt. Het gaat niet zozeer om de afwijzing van het gebaar van Bart maar om het feit dat ze hier niet aan voorbij gaat en zoekt naar wat het kind wil zeggen. Wat mistte in dit verhaal was dat de juf van Bart zich richtte op hem en op zijn beleving van dat moment. En op dat moment, samen met hem een oplossing probeerde te vinden. Dit gemis maakte dat er een kans verloren ging om Bart onvoorwaardelijk, met alles wie hij is en nog te leren heeft, accepteert en erkend.

We zijn allemaal mens. En een juf heeft het druk. Maar Bart’s reactie, waaruit bleek dat hij zich niet erkend had gevoeld, gaf alle feedback om uit deze situatie nog een kans te halen. Juist in deze blik was een opening gelegen om het kind alsnog te erkennen en gelijk voor beide partijen een groeikans richting de toekomst te definiëren. Een leraar die de situatie van Bart had genomen en bekeken had door de ogen van schaamte en schuld (waar Bart zelf volop mee worstelt), en daarmee ook de eigen situatie had erkend als ‘mogelijkheid het in de toekomst anders te doen’, was wellicht het meest heilzame wat voor Bart gedaan had kunnen worden. We leren immers minder van wat we horen dan van wat ons wordt voorgeleefd.