‘Loop dadelijk ergens naartoe en kijk er gewoon eens naar, meer hoef je niet te doen’. Dat was de opdracht die mijn docente me gaf. En dus liep ik rond, samen met nog een stuk of vijf anderen, in die oude basisschool. Het was een bonte verzameling aan alledaagse voorwerpen in de kamer waar ik was. Mijn oog viel op een scheur in de muur. Op een klein fietsje. Een stoel waarvan de zachte bruine zitting een beetje kapot was…

‘Mooi’, klonk haar zachte stem. En ze ging door… ‘Je hebt verschillende dingen gezien. Ik heb jullie zien stilstaan bij verschillende zaken. Kun je nagaan voor jezelf bij welke van deze voorwerpen je een goed gevoel had en bij welke je eerder een afkeuring hebt ervaren?’

In gedachten ging ik weer terug. Liep hetzelfde rondje. De scheur in de muur, de fiets die vaststond op een gelast ijzeren onderstel zodat je er enkel ‘op de plek’ mee zou kunnen fietsen en de stoel.. Het was gelijk duidelijk wat ik waarbij voelde.

De scheur in de muur zou daar niet moeten zitten. Die wees op de aftakelende staat van het gebouw. Ik wist wel dat deze lessen gegeven werden in een gebouw dat anti-kraak verhuurd werd en dat het opgeknapt zou worden later dit jaar… maar deze scheur was een wel overduidelijk teken van de ouderdom, het verval en de slechte staat van zijn. Het maakte me onrustig, alsof elk moment de muren in zouden kunnen storten en het plafond naar beneden kwam. Mijn brein moest als het ware hard werken om die gedachten daaraan tegen te houden.

En ook bij de andere voorwerpen had ik een gevoel. De stoel was wellicht een nog sterker voorbeeld van verval. Het stootte me af. Het was in mijn ogen rijp voor de stort. En van het fietsje werd ik blij. Daar wilde ik wel op. Maar ik besefte me ook dat mijn billen op dat kleine fietsje er niet enkel lachwekkend uit zouden zien, maar ook dat het een fysieke uitdaging was welke ik liever uit de weg ging.

De stem van de docente bracht me terug in het nu. ‘Je krijgt een vervolgopdracht van me’, zei ze. ‘Ga opnieuw rondlopen. En bij elk voorwerp wat je eerder zag en een gevoel bij had blijf je net zolang staan totdat je een tegenovergesteld gevoel hebt’.

Ik keek haar aan. Wachtend op extra instructie. Ik kon toch niet gewoon wachten tot ik er anders over ging denken? Die scheur zou toch nooit tof worden? Het fietsje niet uitnodigend? De extra instructie kwam echter niet. En als laatste van de groep draaide ik me om en ging doen wat me gevraagd was. Al dacht ik dat het onmogelijk zou zijn…

Als eerste stond ik voor de kapotte stoel. Hij was lelijk. Nog lelijker dan ik in eerste instantie dacht. Met vlekken. En veel stof. Ik bleef kijken en een licht gevoel van walging kwam in me naar boven. Wat móést ik in hemelsnaam met deze opdracht? Het lukte me niet.

Mijn blik viel op de muur met de scheur erin. Ik deed een stap naar voren en zoomde als het ware mijn blik wat meer in om de details in me op te nemen. En ineens voelde ik dat mijn hoofd een shift maakte. Een herinnering popte op van een Japanse kunstvorm waar ze gebroken vazen met goudlijm repareerden. In gedachten zag ik de scheur in de muur een goudfinish krijgen. En toen ik met mijn ogen knipperde was het goud weg en hing er ineens een lijstje omheen. Alsof ik in het museum stond te kijken naar het werk ‘vergankelijkheid’.

En ik voelde hoe de verstarring in mijn lijf, de onrust verdween. Een gevoel van waardering maakte zich meester van me. Alsof ik een slok zware dieprode wijn had genomen die zich nu langzaam door mijn lichaam verspreidde. Mijn blik werd weer wijder. De gefantaseerde lijst was verdwenen en de stoel kwam in mijn blikveld. Instant voelde ik de nostalgie in me opwellen. Deze stoel rook naar vervlogen tijden. Hoe fijn het zou zijn als we alles wat was in ere konden houden. Hoe dankbaar mocht ik zijn dat deze stoel er nog was?

Met een ruk trok ik me los uit deze beleving. Hoe was het mogelijk dat ik dit kon ervaren? Ik had toch zonet besloten dat deze zaken niet fijn waren? Hoe kon ik er dan nu totaal anders over denken? Wat was mijn mening nog waard wanneer ik zo gemakkelijk beïnvloedbaar was?

Ik nam een diepe teug adem en liep door de ruimte. Nog even wilde ik niet naar het fietsje kijken of het meditatiekussen. Gunde mezelf de tijd mijn gedachten te ordenen. Ik begreep intuïtief hoe goed dit inzicht voor me zou zijn. Hoe het me ook altijd had geholpen om in mijn werk de ‘lastige kinderen’ niet zo te zien maar te zoeken naar datgene wat ik in hen waardeerde. Of het gedrag dat ik moeizaam hanteerbaar vond om te turnen tot een groot talent, het was enkel de uitdaging aan mij te zoeken in welke context dat zou zijn…

Na een minuut keerde ik me abrupt om naar de fiets. Ik zag het voorwerp dat me lollig toescheen voor wat het was; een krakkemikkig in elkaar gelast oud stuk ijzer met een kinderfiets erop. En ik voelde intuïtief hoeveel lol ik ermee zou hebben als ik kon spelen met het feit dat mijn lijf daar helemaal niet zomaar op ging passen. Dit fietsje was een uitnodiging voor me om te gaan spelen.

Beide gevoelens waren aanwezig in elk voorwerp. De afkeur en de aantrekking. En beide kon ik dus ook omdraaien. Ik besefte dat wat ik vond niet per definitie in het voorwerp aanwezig was. Dat mijn geest dit ervan maakte. En dat ‘ik’ dat ook niet deed, maar dat het simpelweg een zijde van de medaille was die werd geflipt, want als ik hem de andere kant op wilde draaien dan was dat mogelijk.

Het was alsof ik in dat kwartiertje op een totaal andere manier leerde ‘kijken’ naar mezelf en de wereld. Een kanteling in mijn waarneming die leidde tot een verschuiving van perspectief, een diepgaand besef van mijn wezenlijke aard en van hoe de dingen eigenlijk in elkaar zitten.

Bijna nergens was ik bezig geweest met de werkelijke vorm, de stoffelijkheid, hetgeen ik had kunnen zien of voelen met mijn zintuigen. Ik was gelijk naar de gevoelens of sensaties gegaan, alsof datgene wat ik (verbeeld) fysiek, emotioneel of mentaal ervoer ook de werkelijkheid was. En terwijl ik wist dat het slechts een respons was op hetgeen ik zag (en mocht vechten tegen instortende muren) voelde dit toch eigenlijk als ‘de werkelijkheid’ en niet het object zelf.

Sterker nog: nergens had ik verbaast staan kijken naar het fietsje, de stoel of de muur me verbazend over de kleuren en afmetingen. Nee, ik was gelijk door gesprongen naar het labelen van datgene dat ik zag. Ik zag een fiets, geen staven die wat koel aanvoelden. Het was mijn geheugen welke het me bijna onmogelijk maakte weer ontroert te raken door wat ik zag omdat het niet langer nieuw was wat ik voor ogen kreeg. Ik herkende het. En vandaar uit ontstonden alle associaties.

En tot slot herkende ik ook wat datgene wat ik meende te zien met me deed. De interne beweging die het veroorzaakte. De neiging geen lol te hebben met het fietsje om niet voor lul te staan. Uit de ruimte te gaan om mezelf te beschermen of de stoel af te voeren naar de kliko buiten. Het was de kracht die hiervan uitging die maakte dat ik ook bijna niet kon geloven dat anderen een andere ervaring zouden hebben.

Maar deze oefening gooide alles los. Alles waarvan ik dacht dat het de waarheid was. Ik besefte dat wanneer ik ergens tegenaan liep of als lastig ervoer ik enkel hoefde te gaan ‘kijken’ naar hetgeen me narigheid bezorgde totdat ik ergens een draai kon maken. En vanuit die draai zou mijn gevoel veranderen.

Wellicht dat ik daarna hetzelfde zou doen overigens. Een persoonlijke grens mag bewaakt worden, de boodschappen afgerekend… maar ik wist dat ik het vanaf nu nooit meer met zoveel negatieve gevoelens hoefde te doen. Ik had als het ware een manier gevonden om luchtigheid in mijn leven te blazen. En het enige wat ik ervoor hoefde te doen was mijn ogen openen…